Stemrecht

Griekenland is de bakermat van de democratie.  Rond 500 v. Christus was het Griekse rijk verdeeld in verschillende stadstaten. Athene was een zeer belangrijke en tevens de grootste stadstaat. In Athene was er sprake van een directe democratie voor alle inwoners met Atheens burgerrecht. Het Atheens burgerrecht was voorbehouden aan vrije volwassen inwoners van Athene van het mannelijke geslacht. Dat betekende dat ca 10% van de naar schatting 30.000 inwoners van Athene stemrecht hadden. Deze mannen mochten rechtstreeks meebeslissen in de volksvergaderingen, terwijl het dagelijks bestuur in handen was van 50 mannen die elke maand herkozen werden, met elke dag een andere voorzitter. De Volksvergadering nam de grote beslissingen.

Via Alexander ‘de Grote’ (356 – 323 v. Chr.) en de hellenistische periode dreef Griekenland richting het Romeinse rijk. In deze periode werd de prille democratie afgeschaft.

In Griekenland ontstond in 1829 het principe van stemrecht voor alle volwassen mannen, met uitzondering van werkloze mannen.

In Griekenland konden vrouwen van boven de 18 voor het eerst in 1944 gaan stemmen in een groot deel van het land. Uiteindelijk verkregen vrouwen het wettelijk recht om te stemmen op 28 mei 1952.

Tegenwoordig kan niemand in Griekenland er voor kiezen om niet te gaan stemmen. Stemmen is wettelijk verplicht voor elke burger die 18 jaar of ouder is. Als je niet gaat stemmen wordt een geldboete opgelegd. Bovendien is regelmatig stemmen een voorwaarde voor het verkrijgen van een paspoort.